Groots en meeslepend wil hij leven. Tekenaar en schilder Piet Kramer werkt een tijdje in Parijs, lijdt er honger en keert terug naar zijn geboorteplaats. Eenmaal weer in Delft vestigt hij zich als kunstschilder. Dat doet hij succesvol, hoewel hij nog regelmatig mijmert over zijn jaren in de Franse hoofdstad.
Pieter Cornelis Kramer (1879-1940) is een zoon van Trijntje van der Gaag en Cornelis Kramer, timmerman en metselaar. Hij werkt bij zijn vader in de zaak, maar is daar eigenlijk te ongedurig voor. Na zijn dienstplicht komt hij bij B.A. Bongers terecht, de leraar handtekenen aan de hbs. Van hem leert hij de beginselen van het tekenen. Aan de Polytechnische School bij Karel Sluyterman verfijnt hij zijn techniek.
In 1900 vertrekt Kramer naar Parijs. Daar werkt hij drie jaar lang als decoratieschilder in talloze ateliers. Die leertijd maakt grote indruk. Jaren later haalt hij in de Delftsche Courant herinneringen op aan zijn Franse avontuur: ‘Sjonge, dat was je reine vie de Bohème daar. Hard werken, zoo lang je zin hadt, dan schooieren en honger lijden. Maar leven, leven! O, een tijd was dat.’
Terug uit Parijs werkt Kramer als toneelschilder in de schouwburgen van onder meer Rotterdam, Amsterdam en Brussel. Met kunstenaars Cornelis Jan Mension en Louis Bron huurt hij in 1907 een huisje op het Bagijnhof in Delft. Vanuit dat atelier gaat Kramer de hele stad door. Hij maakt tientallen schetsen en studies van opvallende straathoeken. Delft is een perfecte plek voor kunstenaars in die jaren, mede door de Technische Hogeschool die begaafde studenten en docenten uit het hele land aantrekt. Kramer exposeert regelmatig met de Delftse Kunstkring, is lid van de Pulchri Studio in Den Haag en kan zich op den duur zelfs een huis aan de chique Nieuwe Plantage veroorloven. De Parijse bohemien is een gearriveerde Delftse kunstenaar geworden.
Piet Kramer, Beiaardiershuisje aan de Kerkstraat, gezien vanaf het Vrouwenregt, 1926 (TMS 125430)